Must read (only available in Dutch 🥸)

Advies aan de (in)formateur (14): Dirk Schoenmaker

‘Alle kraantjes moeten dicht’

De huizenmarkt loopt steeds verder vast en ‘een eigen huis voor iedereen’ gaat niet meer op. Volgens hoogleraar Dirk Schoenmaker moet de politiek het ‘eerlijke verhaal’ vertellen. ‘Je gooit iedere keer olie op het vuur door de leenruimte verder op te pompen.’

Diederik Baazil

1 september 2021 – uit nr. 35

Dirk Schoenmaker – ‘Niet een huizentekort, maar een betaalbaarheidscrisis tart Nederland’© Peter Strelitski

Serie

Advies aan de (in)formateur

In juni van dit jaar werd de acht miljoenste woning toegevoegd aan de woningvoorraad, berichtte het CBS. In 1921 was er één woning per 4,8 inwoners, intussen is er één woning voor elke 2,2 inwoners. Er is momenteel zelfs een betere verhouding huishoudens/woningen dan het gemiddelde van de afgelopen twintig jaar, schreef CBS-hoofdeconoom Peter Hein van Mulligen in mei: zo’n honderd woningen voor 101,2 huishoudens.

In 2013 zat de huizenmarkt op een ‘dieptepunt’ sinds de financiële crisis van 2008, vier jaar later liep de woningmarkt ‘als een zonnetje’, volgens toenmalig minister van Wonen Stef Blok, en nog eens vier jaar later zou er ineens een schreeuwend woningtekort ontstaan zijn. Sinds 2015 steeg het aantal huishoudens weliswaar met vijf procent, maar het aantal huizen steeg met hetzelfde aantal procenten mee. Laten we direct maar met de deur in huis vallen: de Nederlandse huizenmarkt zit misschien in een crisis, maar er is geen ‘historisch woningtekort’.

Iedereen met een beginnerscursus economie is ingeprent dat een bepekt aanbod leidt tot een hogere prijs, dus lijkt de conclusie eenvoudig: er moet meer gebouwd worden. Deze ‘baksteenmythe’ hebben we onszelf aangepraat, vindt Dirk Schoenmaker (54), hoogleraar banking and finance aan de Erasmus Universiteit: ‘Het idee dat de wereld vergaat als we niet bouwen.’ De omarmde mantra ‘bouwen bouwen bouwen’ frustreert hem. ‘Net als met klimaatverandering ontbreekt het eerlijke langetermijnverhaal.’



GBA versus Reality

Wethouder toerisme in plaats van verbod op vakantieverhuur

15 november 2020

Recentelijk schreef het Georganiseerd Bedrijfsleven Amsterdam (GBA) een brief aan het College van Burgemeester en Wethouders van Amsterdam met daarin een 10-tal punten waarmee volgens hen het toerisme in de hoofdstad zich na corona op een verantwoorde manier kan herstellen. Daaronder een verbod op vakantieverhuur van woningen in de gehele stad. 

Vereniging Amsterdam Gastvrij, belangenvereniging voor particuliere vakantieverhuurders en B&B ’s,  is groot voorstander van initiatieven voor een gezonde Amsterdamse economie en een leefbare stad. Maar met de onderbouwing van een van hun speerpunten: een verbod op vakantieverhuur, gaat Het Georganiseerd Bedrijfsleven Amsterdam volledig voorbij aan de feiten.

Zo wordt gesteld dat een onevenredig groot deel toeristen gebruik maakt van vakantieverhuur. Cijfers worden verder niet genoemd. Laten wij dat dan doen: in de praktijk is dat aandeel vakantieverhuur ongeveer 7% (2019). In het centrum waar vakantieverhuur verboden is, zelfs maar 2.6%.

Verder wordt gesteld dat deze toeristen geen interesse hebben in het Wereld Erfgoed, maar vooral geïnteresseerd zouden zijn  ‘in het vermaak door gebruik van overmatig alcohol en drugs.’ Amsterdam Gastvrij is heel benieuwd naar het onderliggend onderzoek. Het zal blijken niet te bestaan. Diverse onderzoeken wijzen echter wel uit dat gasten die tijdens hun vakantie overnachten in woningen van Amsterdammers, bovengemiddeld veel geld in de stad uitgeven, in vergelijking met andere toeristen.  

Ook wordt overlast wordt door het GBA toegeschreven aan vakantieverhuur. Maar het voorbeeld van panden die voortdurend worden verhuurd is volstrekt gedateerd. Door (terechte) strenge handhaving door de gemeente, is hier nauwelijks nog sprake van.

Tenslotte wordt de economische bijdrage van vakantieverhuur ter discussie gesteld. Er wordt zelfs gesteld dat ‘vakantieverhuurders weinig of geen toeristenbelasting betalen.’ Klinkklare onzin. Er geldt zelfs een hoger tarief dan voor hotels. Bovendien is het bij uitstek een manier om Amsterdammers een graantje te laten meepikken van het succes van de stad – iets waar GBA juist naar zegt te streven. Maar nee, GBA kiest de kant van de hotels, waarvan meer dan de helft in handen is van buitenlandse ondernemingen waardoor zo’n 900 miljoen euro over de grens verdwijnt. 

De ongefundeerde kritiek op vakantieverhuur is niet nieuw. Veel media lijken zich nauwelijks bewust van de juiste cijfers en nemen klakkeloos politiek gekleurde uitspraken van de stadsbestuurders over. Mede daardoor denken Amsterdammers dat een verbod op vakantieverhuur veel problemen waar de stad mee kampt oplost. Dat is niet zo. Politici zouden zich beter kunnen richten op nieuw samenhangend beleid. Het huidige toerismebeleid is namelijk gefragmenteerd, daardoor niet effectief en het getuigt van weinig visie. Samenhang in de ontwikkeling van beleid over alle facetten van toerisme, zowel de lusten als de lasten, is hard nodig. Juist nu is het tijd voor nieuw, integraal beleid. Daarom pleit Amsterdam Gastvrij voor een Wethouder Toerisme. Een wethouder die opkomt voor de belangen van Amsterdammers én voor het toerisme als motor van de economie. Zodat de stad leefbaar én gastvrij blijft. 

Amsterdam Gastvrij heeft de afgelopen week een Beleidsnota Wethouder Toerisme aangeboden aan het College van Burgemeester en Wethouders van de stad.

IMG_9942.jpeg